Skip to main content

Stormvogels

By 30 november 2015december 5th, 2015Mijn fietsblog

Sjonge, jonge, dat was me het windje wel weer gisteren. Nummertje drie op de versnellingshendel moest worden aangeroepen om de wielen nog enigszins in beweging te houden. Bij elke stormstoot die meneer de Wind uit zijn getuite lippen perste, schoot ik in een bulderende lach. Niet dat ik hem uitlachte hoor, met alle respect. Moest lachen om het speelse gevecht wat we samen leverden. Dode takken, striemende regenvlagen en een laatste beukennoot die gemeen hard mijn voorhoofd schampte. Mijn schik had ook te maken met een plots opkomend vergelijk wat ik maakte tussen mij en Pegasus. Qua snelheid moest ik door de natuurkrachten onderdoen voor het mythologisch, gevleugelde paard. Dat wel. ´t was meer de gedachte daaraan. Wat zou ik een snelheid gemaakt hebben. Vast zodanig dat ik een extra rondje langs het bovenraam van de buren gemaakt zou hebben. Jampie als een vliegend paard. ´t had vast indruk gemaakt hihi. Nee, ik had mijn eigen, meer bescheiden krachten meer dan nodig lager bij de grond vooruit te komen. Ingewikkelde of ingewikkeld gemaakte natuurkundige berekeningen waag ik me niet aan. Niet nodig ook voor me. Toch vocht ik een (onschuldig hoor) robbertje uit met de wetten van de natuur. Plaats nemen op het fietszadel doe ik met de bedoeling voorwaartse meters te maken. logisch, want doe ik niets dan val ik om. Das duidelijk lijkt me. Nu moest mijn tegendruk minimaal meer zijn dan die van meneer de Wind. Dit alles met een zodanige snelheid dat er van naar links, dan wel rechts kantelen geen sprake zou kunnen zijn. Dus is mijn conclusie dat ik zowel de zijwaartse als de voorwaartse krachten heb opgebracht en me voor het moment even winnaar mocht noemen. En victorie te krijsen. Vandaar mijn schaterlach temidden van het natuurgeweld. En ik was alleen, geen andere windbuilen bij ’t pad. Maar toch, als de natuur wil, maakt ie korte metten met grote mensen. Maar waarom zou ze? We kunnen het samen best rooien. Ons niet alles toe-eigenen, elkaar samen wat gunnen. Dan krijg je geen kwaaie gezichten van meneer de Wind en geen gedonder in de glazen van Donar. ‘k draai mijn kop tegen de wind. Straks voor de wind.

©J.G. Boomsma