Als de weersvooruitzichten me niet bedriegen krijg ik wat broodnodige afleiding aangeboden door moeder natuur. Sneeuw op komst. Dus ruimte maken op tafel. Het vergeelde, maar niet minder mooie ontwerp van Frosty 2.0 uitvouwen. Elk jaar dat koning winter vanaf een afstand plagerig toekijkt hoe wij ons voorbereiden op zijn humeurige buien, pas ik mijn ontwerp aan. De winterpeen als neus is zo oubollig en had de vorige editie al afgedaan in mijn rekwisietenruimte. Met de tijd meegaand had ik in plaats daarvan al een 3D print van mijn eigen reukorgaan ontwikkeld. Weest u maar niet bang dat ik de nostalgie ineens helemaal overboord kieper hoor. De ogen worden in mijn ontwerp nog steeds gevormd door twee van mijn jas gesprongen knopen. Bij een relatie van me-een tandtechnisch laboratorium- mocht ik leentjebuur spelen. Een heuse prothese siert mijn tafel nu. Van een cliënt die een vastenmaand voor zich zelf had ingelast en zodoende even verlost is van klappertanden (want koud wordt het!). Om ook wat thematisch bezig te zijn is de aloude hoed vervangen door een fleurige badmuts, dit om aandacht te vragen voor de opwarming van ons bolletje. Om aan de spottende lach van de voor me liggende tanden te ontkomen leg ik er nu even een kleedje over heen. Ik ben er klaar voor zak maar zeggen. Het hierboven beschreven weertype zal echter wel een lelijke streep door mijn trainingsplannen trekken. Oh zeker, niets zo mooi als vers gevallen sneeuw, maagdelijk wit, nog niet door voetjes van grote en kleine mensen betreden. Indien mijn motoriek dit toeliet waren er vast mooie plaatjes door mijn handen ontstaan. Maar das een hele kunst, dat gaat niet. Eigenlijk zou ieder teken van menselijke aanwezigheid even bevroren moeten worden denk ik wel eens. Stilletjes en onzichtbaar deel uit maken van een werkje van mijn favoriet, Rien Poortvliet. Maar dat gaat niet en ’t zou ook een ijzige stilte geven. Nee, al snel na het vallen der vlokken trekt er een armada van strooiwagens met gemeen bijtend zout langs straten en wegen. Een op bruine suiker pap lijkende drab achter haar latend. Ik meende zelfs eens iets van sadisme te bespeuren in de ogen van de bestuurder van het geelgekleurde monster, wat dienst deed als sneeuwschuiver. Met een alles of niets stuurbeweging kon ik ternauwernood ontkomen aan de brede gele bek van het ding. Maar dat zal vast niet, de arme man werd er ook maar mooi op uitgestuurd, vermoed ik. Maar toch, mochten de weergoden woord houden, dan trek ik er wel op uit met mien fietse. ‘k heb al vast een mooie route in de kop zitten. Door knisperende, vers gevallen sneeuw via mooie verharde paadjes over het Witterveld naar het Fochteloërveen peddelen. Daar komt vast niemand, zeker niet vroeg op de dag vermoed ik. En anders probeer ik de eerste te zijn. In de verse sneeuw hebben de bandjes wel enige grip. Oh, ik zie mijn eigen triomfantelijke blik al, wanneer ik achterom kijk naar de sporen van mien fietse. Om het nog spannender te maken zie ik mezelf voort gejaagd worden in een heuse sneeuwstorm. Binnen enkele ogenblikken zullen de bandensporen dan weer dicht slibben. Waardoor ik spoorloos wordt. Lekker alleen. In een woeste, witte wereld. Hard maar zo eerlijk en puur. De vlokken uit de oogjes wrijven en op eerbiedige afstand beestjes in het wild zien leven. Zelf met tintelende oortjes denken over het leven. Das ook een beetje overleven vind ik. Overleven is proberen terug te kunnen keren naar daar waar gerief en warmte is. Bescherming van de eigen hut. De vlokken afschudden, opwarmen en kracht en inspiratie vinden. Oplossingen aangereikt krijgen om weer nieuwe sporen te trekken. Das een mooi vooruitzicht. Ik wens u allen een fijne maandag en tot morgen.
© J.G.Boomsma