Zo onbegaanbaar de wegen hier in het noorden gisteren waren, zo spekglad leek de digitale snelweg er voor mij bij te liggen. Niet dat er ijspegels in de mooiste vormen aan het beeldscherm kleefden, maar een uitglijder op het toetsenbord was naar mijn idee zo gemaakt. Doorgaans niet bang een slippertje ten uitvoer te brengen, leek het in mijn kop wel op Siberië. Vastgevroren. De reden; vandaag doen wijze mensen een uitspraak of ik mijn leven verder in kan en mag richten. In materiele zin wel te verstaan. Al eerder heb ik op deze plaats blijk gegeven gedachten niet langer weg te stoppen, maar te proberen u en anderen een inkijkje te geven, in hoe ik voor mezelf dingen benader en vooral ervaar. Schaamte heeft me bij dit alles niet gehinderd. ’t zijn zaken op het psychosociale vlak. Daar schaam ik me niet (langer) voor. Dingen zijn nu eenmaal gelopen zo ze zijn verlopen. Wel kijk ik bedroefd achterom naar dingen die ik in deze levensfase pas kan accepteren, maar mijn leven lang een gevoel van misprijzen en van non-acceptatie door anderen in mijn binnenste te weeg brachten. Schaamte voel ik wel bij de reden van samenkomst van de wijze mannen. Ze zullen besluiten over niet zo wijze door mij genomen beslissingen. Voor de draad er mee Jampie… Goed! ik zal open naar u zijn. Mea maxima culpa… Mijn besluit om zelfstandig mijn boterham te gaan verdienen was er eentje uit het laatje ‘onhandig’, genomen in de onomkeerbare situatie dat ik bij wijze van spreken mijn eigen broek niet eens op kon houden. Afgebrand door een leven lang roofbouw op mezelf, gaf ik mij zelf (onvoorzien) het laatste zetje, close to the Edge, in een duizelingwekkende financiële afgrond. Mijn gevoelsleven, was al gedeukt en beschadigd door de woeste rit die het leven voor mij had uitgestippeld. Na ontwaakt te zijn uit een doffe plof, was alles waar ik me voorheen in materiele zin nog aan staande kon houden verpletterd. Maar ik leefde nog. Dankbaar maakte ik gebruik van de mij aangeboden bedelstaf. Ben verder gestrompeld zak maar zeggen. Opgeven, afstappen, of de staf verre van mij gooien komt in mijn woordenboek niet voor. Vraagt u me niet waarom, ‘k weet het niet. Misschien is het de Blues, het relaas van de zwerver die ik kende. Hij, die de dag dat zijn vrouw stierf, het verschrikkelijke nieuws moest vernemen dat ook zijn enige dochter op weg naar het hospitaal was verongelukt. Zijn gevoel was kwijt geraakt en vluchtte in een roes van een volstrekt leeg leven. Dat is geen bewuste keuze geweest, maar voor mij zo begrijpelijk. Ook ik hanteerde dagelijks de fles met zijn rustgevende inhoud. Daarmee doorgaan zou betekenen dat ook ik op het laatste stationnetje zou belanden. Na veertig lange jaren een dagelijkse dosis jajem besloot ik daar als eerste een einde aan te maken (overlevingsinstinct?). Er waren nog steeds mensen die mij nodig hadden, waaraan ik dacht en die ik lief had. ‘k had het leven nog lief. Die gedachte, dat gevoel, dwong me de natuur in, samen met Daisy, mijn hond, waar ik een twee-eenheid mee beleefde. Samen laafden we ons aan de diepere essentie van het leven. Hoogdravend..? ach misschien wel, maar tis de mijne, mag ik ook wat? Zielig..? treurig..? Ja, soms wel. Maar ook trots. Blijdschap. En dankbaar vooral, dat ik opnieuw en op deze leeftijd ook in materiele zin weer op eigen benen kan gaan staan. Nog steeds kan ik het in die zin niet alleen. Maar deze periode heeft mij ook geleerd dingen van en aan andere mensen te vragen. Gezien de hoge kosten van het materiaal durf ik en wil ik vragen als er een club van 25 in het leven geroepen kan worden. Bedrijven die in ruil van de nodige publiciteit mijn levensreis, die in het teken van de Nederlandse Hersenstichting staat mede mogelijk te maken. Vragen kost me ontzettend veel moeite, dat hoort zo bij mij. Iemand of anderen iets bieden, dat gaat mij beter af. Ik heb nog zoveel te bieden. Heb krachten in mijn leven verzameld die mij zijn gegeven, die ik heb verdiend wellicht. Mijn motto… doorgaan! en hen die af moeten stappen achterop nemen. Tis nog gladjes maar ‘k pak nu eerst mien fietse. Fijne dag allen en tot morgen.
© J.G.Boomsma