De buschauffeur die ik trof was op een bijzondere manier geïnteresseerd in de jongedame naast me. Ik kende haar, we konden het goed met elkaar vinden en waren op bezoek geweest bij haar ouders. Gewoon een schat van een mens. Daar zijn er gelukkig genoeg van. Ook de chauffeur was een joviaal exemplaar en praatte honderduit over zijn werk. In chauffeurslatijn, dat wel, maar er sprak een zekere trots uit. Peter was touringcarchauffeur, was welbespraakt en bijzonder hoffelijk naar de vrouwelijke kunne. Janet en ik hadden besloten nog een afzakkertje te nemen in het kleine cafeetje. Nog eentje dan, want ik moest vroeg op de volgende dag. Min of meer door de situatie gedwongen, had ik voor mezelf besloten werk te gaan zoeken in Zwitserland. Alles was geregeld, consulaat, treinreis en wat kleingeld. Het grote geld zou ik wel achter de alpen vandaan plukken. Frank en vrij zak maar zeggen. Na een allerhartelijkst afscheid van Peter en de rest van de in latijn sprekende gasten (’t was weer laat geworden), reden we naar huis terug. Op het moment dat ik thuis mijn bagage aan het inpakken was ging de telefoon. Het was Janet. Peter had haar nummer gevraagd en vrijwel direct na thuiskomst gebeld. Of Jan al weg was. Nou, Jampie was net bezig van iedere sok een tweede exemplaar met identieke kleur bijeen te zoeken. En lekker ruuk in verschillende geuren natuurlijk, want ik wilde me fris en fruitig voorstellen aan het alpenvolkje achter die grote bulten. Tot mijn verbazing-meer verrassing- had Peter een plaats over in de bus. Dit kwam wel eens vaker voor volgens hem. Afzeggingen en annuleringen, of zoiets. Gratis en voor niets kon ik meerijden tot aan Bern. Peter had één maar en ik dacht “kom maar op met die adder”. Zo heftig bleek het niet te zijn. Mijn plaats in de bus zou naast die van Peter zijn. Voorin (daar zitten de meeste chauffeurs wist ik). ’t was ook niet zozeer de positie van mijn zitplaats die Peter voor me had uitgedacht, als wel mijn status voor de reis. Om geen scheve gezichten of vragende blikken van de rest van de passagiers te krijgen (vragen zouden er zeker komen), kreeg ik een spoedcursus reisleider (m/v) op de parkeerplaats waar de bus al gezellig stond te walmen. Dingen ver vooruit zien of anticiperen op, gaat me nu eenmaal wat moeilijk af en door de rookwolken van de bus werd dat er ook al niet veel beter op. Peter stelde me op mijn gemak en zou voor aangever spelen. “je hoeft ze alleen maar in te koppen” waren zijn didactische woorden. Voldaan glimlachend dacht ik aan mijn job van drie dagen toen de bus in beweging kwam, twee vakmensen, altijd ver van huis, pontificaal voorin (óók Peter verstond zijn vak). De bus was nog leeg, dus kon ik mooi op verschillende toonhoogtes een aantal oprispingen via de microfoon door de luidsprekers laten galmen. Goedkeurend zag Peter dat ik mijn werk serieus nam en niets aan het toeval overliet wat betreft de techniek. Dat hoort ook niet zo. Eenmaal in Didam (vlakbij Arnhem) stroomde de bus vol. Vakantiegangers in optima forma namen het vervoermiddel en haar bemanning eens kritisch, doch goedkeurend op. Al direct in mijn rol, was ik behulpzaam bij het opbergen van alle bagage en stelde me netjes aan iedereen voor. Allemaal lieve mensen hoor, geen kwaad woord over mijn passagiers. België werd doorkruist, de Siegfriedlinie en andere zelf gegraven kuilen, bestemd voor een ander, uit een nare tijd, ik groeide met verve naarmate de kilometers onder de wielen door gleden. De moeilijkheidsgraad werd verhoogd toen we Duitsland langs de Moezel doorkruisten. Een kasteel is een kasteel als er kasteel op staat, vind ik. “Allemaal door Karel de Grote gebouwd” vertelde ik de inzittenden, die danig onder de indruk waren van mijn vlotte en van kennis getuigende babbel. Op een spelbreker na. De man kwam met een verholen doch triomfantelijke glimlach naast me staan toen we de lunch zouden gebruiken in een klein Duits dorpje. Peter was op dat moment achter de coulissen in gesprek met de uitbater. “nee” zei de cultuursnuiver die af en toe schaapachtig mijn reisverslagen had aangehoord. “zover reikte het rijk van Karel niet hoor, zoek dat nog maar es na”. Hij was gepensioneerd geschiedenisleraar en had een aantal mooie plaatjesboeken op schoot gehad op onze tocht door het gebied. Maar ik “bracht” het wel leuk zei hij vergoelijkend. Daar viel ik door de mand. Om niet nog meer lastige vragen te krijgen vertelde ik Joep de ware toedracht van mijn plaats in de bus. Joep wilde geen ruchtbaarheid geven aan de rest van de toeristen, kneep zacht in mijn bovenarm en zei “maar dit is tussen ons hoor”. Voorin, met het plaatjesboek van Joep op schoot, bereikten we die avond Geneve, waar ik in een luxe hotelbed geheel kosteloos samen met de anderen de nacht doorbracht voor het laatste stuk van de reis. Een onvergetelijke ervaring, nu tientallen jaren later nog steeds. Waarom deze anekdote..? Omdat zelfvertrouwen en eigenwaarde in tact werden gelaten, door een wildvreemd iemand met aantoonbaar meer kennis van zaken dan mij. Niet belerend, geen jaloezie of verongelijktheid bij het voordeel dat ik zo duidelijk genoot. Geweldig Joep! En verder, hoe onbeduidend wellicht voor een ander, door ad hoc beslissingen van mij en mijzelf heb ik meermalen het zuur geproefd, ben ik uitgegleden, maar door toevalligheden (of hogere machten) heb ik soms ook van het zoete mogen genieten. Heb ik van grote hoogte van uitzichten mogen genieten. Toeval…het bestaat niet..? misschien niet, maar alledaagsheid doorbreken brengt soms schitterende ervaringen. Ik kan niet alle drempels zien, struikel er soms over. Maar wat ik niet zie brengt ook geen zorg vooraf. Das wel een voordeel. Toch? Fijne dag allen.
© J.G.Boomsma